» Hoofd, hart en handen – Onderwijsidealen vanuit christelijk perspectief

SOMMELSDIJK – Drs. Bert Ordelman, onderwijskundig adviseur in het speciaal basisonderwijs, sprak donderdag 5 april voor de SGP-jongeren Flakkee. In zijn lezing stond hij stil bij de huidige trend in het onderwijs: het opbrengstgericht werken.  Welke plaats hebben hoofd, hart en handen hierin? “In het christelijke onderwijs moet het hart altijd op de eerste plaats staan.”

Dhr. Ordelman stelt vast dat het opbrengstgericht werken een dominante beweging is in het onderwijs. Dit is onder andere te zien in het openbaar stellen van de inspectieresultaten en in de opsomming van de beste en de slechtste scholen van Nederland. Op internet zijn de analyses van opbrengsten van de inspectie voor iedereen toegankelijk. Scholen krijgen een beoordeling tot 1 cijfer achter de komma. Een school mag niet langer dan 3 jaar onder het minimum zitten.

De overheid heeft een brede doelstelling voor het onderwijs. De kinderen moeten een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen maken, het onderwijs moet afgestemd zijn op de ontwikkeling van het kind en het moet aandacht besteden aan de emotionele, verstandelijke, creatieve, sociaal-culturele en lichamelijke ontwikkeling van het kind. Het uitgangspunt is een pluriforme samenleving. De onderwijspraktijk ziet er echter wel wat anders uit dan deze brede doelstelling. De overheid rekent scholen alleen af op resultaten van rekenen en taal (en lezen). De kwaliteitsopvatting van de overheid is sterk gericht op de opbrengsten van deze vakken.

Opbrengstgericht werken is, volgens de inspectie, het systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van prestaties. Met systematisch wordt bedoeld dat toetsresultaten en andere opbrengsten nauwkeurig worden vastgelegd in leerlingvolgsystemen. Opvallend is dat in de definitie van opbrengstgericht werken wordt gesproken over het maximaliseren van prestaties en niet over het optimaliseren. Het onderste moet uit de kan gehaald worden.

Het is wetenschappelijk bewezen dat scholen met een opbrengstgerichte cultuur inderdaad betere opbrengsten hebben. Een opbrengstgerichte cultuur wordt gecreëerd door expliciet doelen te stellen, systematisch te reflecteren en tijdelijk de zorgleerlingen te signaleren. Men heeft hoge verwachtingen van kinderen. Op bestuursniveau wordt er regelmatig gekeken naar de resultaten van de klassen. Ook worden er opbrengstgesprekken, publieke gesprekken over de opbrengsten in een klas, gehouden.

Twee kanten
In zijn werk ziet drs. Ordelman veel van het opbrengstgericht werken. Er zijn zeker wel positieve kanten van deze aanpak te noemen. Het onderwijs heeft de taak om te werken aan optimale opbrengsten. Verder is het belangrijk dat we duidelijke doelen stellen. In de jaren ’60 was in het onderwijs de overtuiging dat kinderen genoeg wisten als ze iets konden opzoeken of als ze dingen begrepen. Bij het opbrengstgericht werken daarentegen wordt het hebben van veel parate kennis getraind. Dit is zeker positief.

Er zijn echter ook heel wat bezwaren. Bij het opbrengstgericht werken is er sprake van een versmalling van onderwijsidealen. Alle nadruk wordt gelegd op het taal- en rekenonderwijs. Het kind wordt daarmee niet meer in zijn geheel genomen. Verder gaat het vaak om het meten van schijnkwaliteit. Veel opbrengsten zijn niet te vangen in kerngetallen. Hoe meet je bijvoorbeeld het vermogen om zelf na te denken of hoe meet je het creatieve vermogen van kinderen? Op veel scholen waar een opbrengstgerichte cultuur heerst, wordt er alleen gewerkt voor toetsen.

Onderwijsideaal christelijke school
De bekende theoloog en pedagoog Herman Bavinck schreef eens: ‘Bij onderwijs en opvoeding gaat het in de eerste plaats om de doelen die je stelt.’ Bij de Romeinen en de Grieken was het onderwijs gericht op staatsburgerschap. Het ging om de belangen van de gemeenschap.

In het Oude Testament werd het kind door opvoeding en onderwijs opgeleid tot lid van het volk van God. De opvoeding had een nationaal karakter. Het ‘Hoor Israël’ en de twee stenen tafelen namen een centrale plaats in. In het Nieuwe Testament kwam een enorme wending. Het ‘doe dat, en gij zult leven’ werd genade, gerechtigheid en heiligheid. Het doel van het onderwijs was het evangelie. De verhouding tot God stond centraal. Niet de ontwikkeling van gaven en talenten, maar de vernieuwing van de mens naar het evenbeeld van God.

In het Nieuwe Testament wordt iedereen gelijkwaardig geacht. De onderlinge verschillen waren gradueel, niet principieel. Daarom was er geen tegenstelling tussen handwerk en hoofdwerk. De reformatie gaat in dezelfde lijn verder. ‘De godsvrucht is met de welsprekendheid (kennis en wijsheid) gehuwd.’ Bavinck geeft heel praktisch aan hoe de orde in het onderwijs moet zijn: op de eerste plaats moet het godsdienstonderwijs komen. Vervolgens taal en geschiedenis. Daarna komen natuur, handvaardigheid en sport.

Conclusies
Het opbrengstgericht werken wordt door de overheid aangemoedigd en op veel scholen, ook christelijke, heerst een opbrengstgerichte cultuur. Deze manier van werken kent echter een verenging van de onderwijsdoelen. De christelijke doelen zijn niet in operationele termen te vangen. Het eerste doel in het onderwijs is de kinderen op te voeden tot kinderen Gods. Het onderwijsideaal van een christelijke school: hart, hoofd en handen, en in die volgorde!